Dubbelinterview Robert-Jonathan Koeyers en Kevin Osepa

May 23, 2023
Nederlands Filmfonds

2022 was hét jaar van Robert-Jonathan Koeyers (1992) en Kevin Osepa (1994). Kevin won met zijn korte film La Última Ascensión, gerealiseerd binnen de fondsregeling de Korte Verbeelding, een Gouden Kalf. Robert-Jonathan’s film It’s Nice in Here, gerealiseerd met een Wildcard, werd geselecteerd voor Cannes én kwam terecht op de shortlist van de Oscars in de categorie beste korte animatiefilm. Beide makers hebben Curaçaose roots en gingen naar de kunstacademie, respectievelijk richting fotografie en animatie. Absaline Hehakaya, projectmanager Selective Funding bij het Filmfonds, vraagt hoe zij hun eerste, zo succesvolle stappen in de filmsector en hun samenwerking met het Filmfonds hebben ervaren.

“Ik wil mezelf nu ook profileren als filmmaker”

– Kevin Osepa

La Última Ascensión is een kort, zintuigelijk drama over een visser op Curaçao, wiens leven verandert als hij een mysterieuze man ontmoet. Onder meer post-kolonialisme en de Afro-Caribische identiteit zijn thema’s die Kevin Osepa in zijn film voor het voetlicht wil brengen. Kevin: “Tijdens het filmen wilde ik de magie van het eiland laten gebeuren. Ik gebruik vaak Afro-Caribische rituelen in mijn werk, vanuit respect voor mijn voorouders en waar ik vandaan kom.”

It’s Nice in Here is een animatiefilm gezien en verteld door de ogen van een jong, Zwart meisje en een overwerkte politieagent. Ze blijken allebei totaal verschillende herinneringen te hebben aan hetzelfde choquerende, levensveranderende moment. Robert-Jonathan: “De film gaat over politiegeweld, maar ook wat het voor mij en andere mensen betekent om Zwart te zijn. Deze titel verwijst dan ook naar mijn lichaam en lichamen die op mij lijken.”

Absaline Hehakaya: “Jullie hebben beiden een bijzondere, eigen film gemaakt waarin jullie de mogelijkheden van het medium verkenden. Robert-Jonathan met zijn afstudeerfilm en Kevin als ‘autodidact’. Hoe hebben jullie het pad van kunstenaar naar filmmaker ervaren?

Robert-Jonathan: “Mijn enige levensdoel was regisseur worden. Nadat ik op mijn 19de werd afgewezen bij de Filmacademie ben ik zelf maar gewoon veel gaan maken, fotograferen, schrijven, musiceren en gaan werken met animatie. Vooral dat laatste beviel me. Ik had er geen team of groot budget voor nodig: zolang ik een wereld kon visualiseren en tekenen, kon ik mijn verhaal vertellen. Uiteindelijk werd ik toegelaten op de Willem de Kooning Academie, richting animatie. Daar leerde ik wat ik belangrijk vind in film wat betreft verhalen, thema’s en personages en leerde ik experimenteren met verschillende vertelvormen. Soms blijkt hybride juist de beste vorm om te vertellen wat je moet vertellen.”

Kevin: “Ik hield me al vroeg bezig met theater, fotografie en filmmaken, maar ben uiteindelijk aangenomen op fotografie op de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht. Binnen die toch voornamelijk op documentaire fotografie gerichte opleiding, creëerde ik vooral fictieve personages en verhalen. De feedback was er dat mijn foto’s heel cinematografisch waren en ik had zelf ook het gevoel dat mijn foto’s moesten bewegen, zelfs dat er geluid bij hoorde. Ook al omdat mijn werk vaak uit sequenties of series bestaat. Zo proefde ik een beetje wat film kan zijn. Al zag ik mijn eerste korte film Watamula, in opdracht van het Tropenmuseum vooral als kunstwerk, omdat het als loop te zien was in een tentoonstellingssetting. Pas toen ik meedeed met het NFF zag ik mezelf voor het eerst als filmmaker. Dat had lang geduurd, ook al omdat ik geen traditionele scripts schreef, maar verhalen ontwikkelde vanuit gesprekken, schetsen en improvisatie. Eerst wilde ik niet dat men in de traditionele manier mijn films zou moeten kijken, maar ik heb inmiddels gemerkt dat dat laatste toch wel belangrijk is: er is een begin en einde. Dat is een grote transformatie die ik in mezelf heb opgemerkt.”

“Jullie zijn met jullie films allebei op een andere manier bij het fonds gekomen. Wat heeft dat voor jou mogelijk gemaakt, Robert-Jonathan?”

Robert-Jonathan: “Ik zag het winnen van die Wildcard totaal niet aankomen, vooral omdat ik afstudeerde met een hybride film die vooral uit animatie, maar deels ook uit documentaire beelden en archiefmateriaal bestond. Ik wist destijds niet waaronder ik zo’n project moest indienen. Toen ik die Wildcard won, kon ik de film, waar ik al een aantal jaar in mijn hoofd mee rondliep en tijdens mijn afstudeerperiode volop research voor had gedaan, eindelijk concretiseren. De Wildcard was een life changing gebeurtenis en het gaf me die extra push en bevestiging.”

“Kevin, jij had je aangemeld voor Generation Inclusion, een talentontwikkelingstraject van Rose Stories dat financieel ondersteund wordt door het fonds. En je kon aan de slag onder de Korte Verbeelding – een fondsmaatregel voor korte films, in samenwerking met het Mondriaan Fonds.”

Kevin: “Ik zag mijn filmwerk vooral als kunst. Tot iemand voorstelde om Watamula naar het NFF te sturen, deze werd geselecteerd en genomineerd voor de Gouden Kalveren voor Beste Debuut en Beste Korte Film. Tijdens het festival leerde ik mensen uit de filmindustrie kennen en ontdekte ik het belang van en leerde ik samenwerkingen binnen het traditionele filmmaken waarderen. Deelname aan Generation Inclusion betekende dat ik ook andere makers leerde kennen die níet direct filmmakers zijn, of schrijvers die ‘de oversteek’ wilden maken bijvoorbeeld. We zaten allemaal op datzelfde punt. We leerden samen mensen uit de industrie kennen, ontdekten de werking van omroepen en fondsen en zagen hoe het traditionele traject en de financiering ervan kan verlopen. En hoe je je daar als maker binnen wilt bewegen. Er zijn toch verschillende routes. Het was ideaal om dat met mensen te doen die ook geen filmacademie hebben gedaan. Wat ik mooi vind aan de Korte Verbeelding is dat beide fondsen werken op plekken waarin ik me bevind. Die kruisbestuiving vind ik mooi. Ik wil mezelf nu ook profileren als filmmaker, maar ik wil tegelijkertijd niet loslaten dat ik een kunstenaar ben. Hoewel film ook kunst kan zijn, zijn het toch andere processen en werelden.”

“Robert-Jonathan, hoe heb jij dat ‘interbellum’ van het afstuderen aan de academie met een Wildcard, naar geselecteerd worden voor Cannes en de shortlist van de Oscars ervaren? Hoe heb jij daarin de industrie leren kennen?”

Robert-Jonathan: “Ik herken me in Kevins verhaal, want het Filmfonds was voor mij eerst ook een enigma. Het voelde iets te ver weg, ook al kwam Jolijn van Rees al eens langs op de academie om erover te vertellen. Maar zodra ik die Wildcard won voelde dat als een soort tweede academie. Ineens heb je budget, ineens werk je met een producent, leer je hoe het Filmfonds werkt en heb je gesprekken met consulenten. Ik heb zoveel gehad aan dat hele proces. Ook de vrijheid die je krijgt met een Wildcard om te maken wat je wil maken was voor mij erg belangrijk. En hoewel de selectie in Cannes en die Oscarnominatie onvoorstelbare ervaringen waren, was dit nooit mijn uiteindelijke doel. Maken wat ik moest maken, vertellen wat ik moest vertellen; dat was het doel.”

“Toen ik studeerde dacht ik altijd dat ik zou moeten kiezen tussen politiek of persoonlijk werk. Maar voor dit verhaal kwamen die twee samen.”

– Robert-Jonathan Koeyers

“Robert-Jonathan, jouw film legt duidelijk de link met politiegeweld tegen jonge Zwarte mannen, gesitueerd in de VS. Daar zóu je een rechttoe-rechtaan vertelling over kunnen maken, maar jij hebt een bijzondere vertelvorm gekozen, met verschillende animatiestijlen. Kan je daar meer over vertellen?”

Robert-Jonathan: “Ik hou ontzettend van schrijven, maar ben niet alleen geïnteresseerd in het verhaal zelf. Ik zoek ook naar de meest ideale vertelvorm voor dat specifieke verhaal en een bepaalde thematiek. Deze film begon met nieuwsberichten uit de Verenigde Staten, namelijk twee incidenten. Die van Alton Sterling en Philando Castile: twee dagen achter elkaar werden Zwarte mannen neergeschoten door politieagenten. Ik liep rond met vragen, pijn en gevoelens van woede. Ik herinner me een livestream van een vrouw die in de auto zat terwijl haar vriend naast haar aan het doodbloeden was, net nadat hij was neergeschoten door een politieagent die je op de achtergrond kon horen hyperventileren, alsof hij langzaam tot de besef komt van wat hij heeft gedaan. Je kon daarin al zoveel verschillende en tegengestelde perspectieven zien. Ik onderzocht hoe de verhalen van deze mannen verteld, getoond, en onthouden worden en hoe makkelijk het is om een eigen narratief te manifesteren en dat te gaan geloven. Ik had vaak een vrij duidelijk beeld van de incidenten, maar de media vertelden daarna een ander verhaal. Dat deed me nadenken over hoe ik naar mezelf kijk als Zwarte man en over hoe er door verschillende lenzen naar mij gekeken wordt.

Toen ik studeerde dacht ik altijd dat ik zou moeten kiezen tussen politiek of persoonlijk werk. Maar voor dit verhaal kwamen die twee samen. In de VS voelt alles polariserend en binair aan. Je hebt Republikeinen en Democraten en ze vertellen hetzelfde verhaal allebei op een andere manier. Dat wilde ik uitlichten in de film en onderzoeken waar de nuances liggen, ook door verschillende animatiestijlen te gebruiken.”

Kevin: “Mijn interpretatie van It’s Nice in Here is dat jij heel verantwoordelijk omgaat met die nuances. Er heerst zo’n soort toxic compassie, dat men ineens zegt dat die politieagent het óók moeilijk heeft. Dat diens verhaal dan een even grote kant krijgt. Het mooie is dat Robert-Jonathans verhaal over de neergeschoten Crimson gaat, dat we erkennen dat hij het slachtoffer is, maar dat we daarbinnen kleine nuances laten zien. Dat vind ik de kracht van jouw film.”

“Robert-Jonathan, hoe heb jij Kevins film ervaren?”

Robert-Jonathan: “Toen ik Kevin’s film voor het eerst zag voelde ik me zó gerepresenteerd in zijn film. Hij laat Curaçao, ook mijn eiland, zien met een bepaalde gevoeligheid die ik niet eerder zag. Het feit dat het geschoten is op 16mm film maakt dat het tijdloos aanvoelt. Hoewel hij magisch-realisme inzet, voelt de film voor mij nooit te abstract aan. Je geeft je over en vertrouwt de maker, met al zijn keuzes qua muziek, beeld, acteren en intimiteit. Dat vind ik heel betekenisvol. Ook zit er tederheid en magie in de kleine momenten; een shot van een krab in een badkamer of een vis die op een tafel ligt… ”

Kevin: “Ik vind het mooi dat je zo’n krab en vis benoemt. Ik heb met DoP Myrthe Mosterman afgesproken dat als er tijdens het draaien plotseling iets gebeurde, er dan ruimte voor moest zijn. Zo’n krab was niet gepland, het was de magie van het moment. Zo hebben we ook dansscènes gedraaid. Het was intuïtief en we lieten toe wat het eiland ons meegaf. Mijn ideeën passen soms niet in een script, maar tegelijkertijd ben ik best van de regels. Daarom schrijf ik naast het script duidelijk in mijn regievisie hoe ik het wil aanpakken. Onderbouwen is belangrijk, want waar ik in fotografie alles zelf deed, sta je nu op een set met veel mensen. Zij moeten weten wat ik wil. Dat is een uitdaging in het begin, maar nu vind ik het fijn om iedereen mee te geven dat er gesprek mogelijk is.”

“Voor al die cinematografische vormen waarin je een verhaal kunt vertellen, maken we ruimte bij het fonds, of dat nu O&E, Filmfonds Shorts of de (Korte) Verbeelding is. Makers denken soms dat hun filmplan zo experimenteel is dat er geen regeling voor bestaat. Dan gaan we in dialoog. Soms heb je iemand nodig die zegt, jawel hoor: je kunt aanvragen. Hebben jullie dat ook zo ervaren?”

Kevin: “Nu weet ik: fondsen zijn er juist om jou op weg te helpen. Wat ik mooi vind aan een regeling als de Korte Verbeelding, is dat het een soort spoedopleiding is. Het is heel belangrijk dat dit soort regelingen bestaan. Ik heb er veel geleerd over het begin van de aanvraag tot aan het realiseren van de film. Ook met behulp van Smart House-producent Danielle Guirguis trouwens, die kritisch was en me ruimte gaf om te groeien.”

Robert-Jonathan: “Ik heb hetzelfde. Ongeacht of mijn volgende film een animatiefilm of documentaire gaat worden, voelt het nu een stuk makkelijker om naar het fonds te gaan, om een plan in te dienen. Het is gewoon wat concreter geworden, zeker nu ik erover nadenk om een speelfilm te maken.”

Kevin: “Ik manifest ook een speelfilm.”

“Jullie zouden denk ik allebei kunnen aankloppen bij Caleidoscoop, de opvolger van de Low-Budget-regeling. Daarin wordt het kleurrijke vormexperiment voor de bioscoopfilm, of dat nu fictie, hybride of documentair is, aangemoedigd. Dus, let’s go!”